Een introductie tot Sciencefiction
door L. Ron Hubbard
(vervolg)
Wanneer je sciencefiction vermengd met fantasie dan krijg je een genre dat niet meer puur is. Voor een professional zijn dit twee verschillende genres. Ik merk op dat men vandaag de dag de neiging heeft om ze door elkaar heen te gooien en het resultaat dan verontschuldigen als "denkbeeldige fictie". Ze kunnen feitelijk niet echt goed worden gecombineerd: sciencefiction, moet om geloofwaardig over te komen, enigszins aannemelijk zijn. fantasie kent die beperking helemaal niet. De auteur moet zorgvuldig te werk gaan om sciencefiction te kunnen schrijven, terwijl het schrijven van fantasie net zo makkelijk is als een wandelingetje in het park. (In fantasie heeft een knaap geen zwaard in zijn hand en pats boem, opeens heeft hij een magisch zwaard in zijn hand.) Hiermee wordt niet gesteld dat het één beter is als het ander. Vanuit een professioneel standpunt gezien zijn het gewoon twee verschillende genres.
Maar het gaat verder: sciencefiction had altijd een missie, vooral tijdens haar hoogtijdagen. Ik spreek nu natuurlijk niet voor mijn vrienden uit die periode. Maar als ik het wel eens met Campbell en de andere schrijvers besprak, kreeg ik toch sterk de indruk dat ze de mensheid zo snel mogelijk het heelal in wilde hebben.
Aan het begin van die periode, werd sciencefiction als een soort lelijk stiefkind van de literatuur gezien. Maar erger nog, sciencefiction kreeg niet de aandacht, de subsidies, of de overheidsinvesteringen die het had moeten ontvangen. De bevolking moet ergens heel sterk in geïnteresseerd zijn of moet ergens op aandringen voordat politici met het noodzakelijke geld over de brug komen om iets van de grond te krijgen.
De groep schrijvers die werkte voor Campbell was erg goed. Er zaten een aantal bekende namen bij. Ze verbeterde de literaire kwaliteit van het genre. En zij zorgden ervoor dat het bekender werd bij het grote publiek.
Ik herinner me een bezoekje aan het departement van wetenschap op een belangrijke universiteit. Dit was ongeveer een jaar nadat het Gouden Tijdperk begonnen was. Ik moest wat gegevens over de biologie van cellen hebben voor mijn eigen wat serieuzere onderzoek. Ik werd vriendelijk onthaald op de receptie en kreeg de referenties overhandigd toen ik doorkreeg dat het steeds drukker werd in de kamer. Niet met studenten maar met professoren en decanen. Op het biologie departement ging rond wie aanwezig was en voordat ik het wist, zag ik een heleboel stralende gezichten om me heen en iedereen wilde mijn hand schudden. Ze wilden weten wat ik van bepaalde verhalen vond. Of ik onlangs nog bepaalde schrijvers tegen het lijf was gelopen. En ze wilde weten hoe het met Campbell ging.
Ze hadden wat literatuur! Sciencefiction!
En ze waren er trots op!
Ik was voor en na de Tweede Wereldoorlog een redelijk lange tijd goed bevriend met de toenmalige lichting nieuwe wetenschappers. De jongens die de bom ontwierpen, die mochten meemaken wat het was om met raketten te spelen. Het waren allemaal sciencefiction-fanaten. En veel van de top wetenschappers uit die tijd schreven daarnaast zelf ook sciencefiction.
Ik ging in 1945 naar een bijeenkomst van voormalige wetenschappers en mijn vrienden uit de sciencefiction wereld. De ontmoeting vond plaats in het huis van een goede vriend van mij, de weergaloze Bob Heinlein. En weet je wat zij wilden bereiken? Dat ze de mens snel genoeg het heelal in konden krijgen zodat hij geen aandacht meer zou hebben voor nieuwe oorlogen op aarde. En dit waren knapen die overheidssubsidies ontvingen en invloedrijk genoeg waren om dit voor elkaar te krijgen! We benaderen het punt waarop het mogelijk wordt. Het lukte de wetenschappers om de mens naar de ruimte te schieten en ze kregen de Russen zelfs zover om een tijdje met ze samen te werken.
Het is onmogelijk om naïef te blijven geloven dat alles toeval is, dat de ene gebeurtenis eenvoudigweg de vorige opvolgt, dat alle zaken een natuurlijke harmonie hebben en dat alles op de een of andere manier wel goed komt. Dat is niet wat wetenschap is. Dat is geloof, dat is kismet en dat is precies wat fantasie is. Nee, dingen worden wel degelijk uitgestippeld. De hoogtijdagen van sciencefiction begonnen met Campbell en Astounding Science Fiction die genoeg publieke interesse en genoeg lezers wisten te trekken om de mens op weg te helpen, de ruimte in. Je hoort topwetenschappers tegenwoordig praten over dingen waar wij het vroeger tijdens brainstormsessies al over hadden.
Campbell bereikte uiteindelijk het doel dat hij voor ogen had. Hij bleef succesvol zolang hij zijn eerste vrouw en anderen om hem heen had die hem eraan konden herinneren dat de wetenschap voor mensen bestemd was. Dat het zinloos zou zijn om er machines op uit te sturen alleen omdat het machines waren. Het zou zinloos zijn om de ruimte te verkennen tenzij de missie ook iets met mensen te maken had. Het was een briljante man en een geweldige en zeer geduldige editor. Nadat zijn eerste vrouw, Doña, hem in 1949 had verlaten (ze trouwde met George O. Smith) en nadat hij niet langer een spreekbuis had waardoor hij zijn verhalen menselijk hield, en nadat zijn oude schrijversgezelschap vertrokken was, ging de kwaliteit van het tijdschrift achteruit. Toen hij uiteindelijk de naam naar Analog veranderde was zijn tijdperk over. Maar het was het Gouden Tijdperk die dit allemaal in werking had gezet. Dus uiteindelijk had Campbell toch zijn doel bereikt.
Toen ik aan dit verhaal begon, wilde ik gewoon pure sciencefiction schrijven. En niet volgens de oude traditie. De vorm en de stijl van het schrijven zijn veranderd en ik zal mezelf dus moeten bijschaven en zal de stijlen en patronen moeten moderniseren. Om te laten zien dat sciencefiction niet tot stand wordt gebracht door een specifiek plot die het tot sciencefiction maakt, is in dit verhaal praktisch elk ander genre verwerkt – detective, spionage, avontuur, western, liefde, luchtgevechten, noem het maar op. Alles behalve fantasie; daarvan vind je niets terug. Het woord "science" omvat ook economie, sociologie en geneeskunde als ze van toepassing zijn op materiële zaken. Die zijn er dus ook in te vinden.
Bij het schrijven voor tijdschriften wordt men door de editor gedwongen om een exacte hoeveelheid woorden aan te houden (dit vanwege de afmeting en dikte van het tijdschrift). Ik kreeg dat altijd voor elkaar, het was een soort handigheidje. Maar deze keer besloot ik om niets weg te laten en het verhaal gewoon op zijn beloop te laten, als het maar spannend bleef. Het zou best zo kunnen zijn dat ik het langste sf verhaal ooit geschreven heb. De deskundigen – en daar heb je er heel wat van – kunnen bevestigen dat dit inderdaad het geval is.
Sommige van mijn lezers zouden zich kunnen afvragen waarom ik niets van mijn serieuzere werk in het boek verwerkt heb. Het was niet dat ik ze links wilde laten liggen. Het was gewoon dat ik even een professionele schrijver wilde zijn. Ook wilde ik bij niemand de indruk wekken dat ik een of andere publiciteitsstunt ondernam ten bate van mijn serieuzere werk.
Er zijn er die dit boek zullen bekijken en dan zullen zeggen: "Zie je wel? We zeiden je toch dat hij alleen maar een simpel sciencefictionschrijvertje is?" Nou, als lid van het schrijversgenootschap die de mens op weg hielp naar de sterren, ben ik er trots op dat ik ook bekendsta als een sciencefiction schrijver. Ergens daarboven hangen satellieten, de mens liep op de maan, je hebt ruimtesondes die naar andere planeten worden gestuurd, weet je wel? Één persoon moest de droom dromen, en heel wat andere mensen zoals deze geweldige schrijvers van het Gouden Tijdperk en de periode daarna moesten echt een heleboel mensen zien te interesseren voordat het kon worden waargemaakt.
Ik hoop dat je van dit verhaal geniet. Het is het enige verhaal dat ik ooit schreef om mezelf te vermaken. Het gedenkt ook mijn vijftigjarig jubileum van het vak. 50 jaar een professional van 1930 tot 1980.
Als een oudgediende kan ik je garanderen dat het pure sciencefiction is. Geen fantasie. Precies zoals het genre het bedoelt. Wetenschap is voor mensen. En dat geldt ook voor sciencefiction.
Klaar?
Stand by.
Lift off!
L. Ron Hubbard, oktober 1980